Op zondag 19 juni mocht deze krant getuige zijn van het bezoek dat mevrouw Maaike Louise Mineer uit Milford, Amerika, bracht aan het onderduikadres van haar vader - boordschutter van een op 8 maart 1944 bij Earnewâld gestrande Liberator - op de boerderij van de familie Bokma aan de Ursuladyk in It Heidenskip. Vooral het bezoeken van laatstgenoemde boerderij was voor haar een bijzondere gebeurtenis. Op deze boerderij - en later ook op de Koaidyk, waar ooit de boerderij van Assuerus Brandsma stond - stond zij eigenlijk oog-in-oog met een hoofdstuk uit het leven van haar vader. Maar ook haar eigen geschiedenis is onlosmakelijk gekluisterd aan de ‘mânske pleats mei seis gollen’ op de Ursuladyk, waar toen Freerk en Janke de Jong-Demmer volgens een vermelding in een jaarverslag uit die bange periode van de eens roemruchte kooperaasje ‘De Goede Verwachting’ een veefokkersbedrijf met ruim meer dan zeventig melkkoeien bestierden.
Het hoe en waarom van deze verwevenheid van het leven van een Amerikaanse vrouw, die inmiddels 64 jaren telt, met deze boerderijen in It Heidenskip maakt een klein uitstapje naar het verleden noodzakelijk, waarbij de lezer wellicht al verwonderd zal hebben geconstateerd dat zij een in Amerika niet direct gebruikelijke Friese voornaam draagt, waarop ze overigens zo bleek, bijzonder trots is; daarbij dient uitdrukkelijk vermeld dat het hier geen Amerikaanse familie betreft die ooit ‘it heitelân’ verruilde voor het ‘lân fan dream en winsken’.
Op de al genoemde 8 maart 1944 raakte een Liberatortoestel van de Amerikaans luchtmacht zwaar beschadigd op terugweg van een raid op Berlijn door de Duitse Flak (Flieger Abwehr Kanone). Het moest noodgedwongen boven onze provincie in de buurt van Earnewâld een noodlanding maken.
De landing die niet geheel vlekkeloos verliep, er werd een Amerikaanse (!) windmotor geraakt, kostte het leven aan de tweede piloot 2nd. lieutenant Stephan P. Judd. De eerste piloot flight officer John. M. Kendrick raakte zwaar gewond en werd naar een Duits Lazarett gebracht. De overige bemanningsleden werden waarschijnlijk naar de in verzetskringen bekende boerderij Legauke bij Drachten gebracht, waar de eerste opvang plaats had. Later volgde een risicovolle tocht onder leiding van verzetsmensen naar andere adressen.
Voorzover bekend werden er drie bemanningsleden, - vliegeniers in de wandeling - in Workum tijdelijk bij hotel ‘de Wijnberg’ (van de Bonnema’s) ondergebracht, namelijk de navigator 2nd. lieutenant Allen E. Seamans (die na de bevrijding nog eens in Workum terug is geweest), radiotelegrafist sergeant Stanley Stancziewicz en ball turret gunner (schutter) sergeant Bill Mineer. De laatste twee geallieerde militairen werden misschien eerst naar de boerderij van Jan en Sietske Galema-Jellesma in Koudum gebracht. Op enig moment kwamen zij echter in het Heidenschap, nu It Heidenskip, bij de familie Freerk de Jong, wier grote boerderij nog altijd een prominente plaats in het landschap aan de Ursuladyk inneemt, daar waar het in fiets- en wandelkringen bekende ‘paters rûntsje’begint en tegenwoordig de roestbruine ‘keppel’ Jersey-koeien van de maatschap Bokma het landschap kleur geven. Daar verleenden zij in de ‘golle’ wel hand- en spandiensten bij de hooiwinning, de ‘ûngetiid’, want een oplettende toeschouwer was het wel opgevallen dat de naar binnen gereden hoog opgetaste hooiwagens in verhouding snel weer leeg naar buiten kwamen. Wellicht is de volgorde van de onderduikadressen echter anders geweest. Zij verbleven aansluitend in ieder geval rond kerstmis 1944 op de nu niet meer bestaande boerderij fan Assuerus en Catharina Brandsma-Hylkema aan de Koaidyk, want net voor Kerstmis 1944 schreven beide geallieerden een versje in het poesiealbum van hun dochter Sjoerdje. Een kopie van die versjes werd overigens vorig jaar naar Maaike Bose gestuurd. Vanaf daar gingen zij, wellicht kort na nieuwjaar 1945 tot het einde van de oorlog naar de oud-directrice van het Leeuwarder Diaconessenhuis, mevrouw Aaltje de Jong in Oudemirdum, die aan de J. Schotanuswei woonde.
Volgens informatie stapten beide mannen daar op 17 april 1945 op een Canadese tank, die het bevrijde dorp binnen reed en ze bereikten uiteindelijk gezond en wel hun ‘homeland’.
Dan gaat de geschiedenis verder, het leven herneemt zijn loop.
Voorjaar 1947 werd in it Heidenskip bij de familie Freerk de Jong een geboortekaartje uit Amerika bezorgd. Het betrof de aankondiging van hun voormalige onderduiker Bill Mineer dat hij vader van een dochter was geworden, wier namen Maaike Louise luiden; met haar eerste naam genoemd naar een dochter van De Jong. In 1946 werd die prachtig op de foto gezet door de voor de oorlog over ‘de grutte puozze’ geëmigreerde Workumer Andries Deinum, die toen even terug was in ‘syn berteplak’. Die foto siert de cover van het in 2008 verschenen fotoboek (met een summary in English) over Workum, ‘Fryslân Revisited’.
Waarom deze ex-boordschutter zijn dochtertje naar een dochter van De Jong heeft vernoemd is niet bekend. Misschien heeft het iets te maken met de gastvrijheid en geborgenheid daar ondervonden, maar uit het met mevrouw Bose, zoals Maaike Mineer sinds haar huwelijk heet, gevoerde gesprek kwam naar voren dat Bill eigenlijk nimmer over zijn oorlogsavonturen heeft verteld, althans niet aan zijn kinderen. Alle informatie over die periode (onder meer dat hij een twintigtal oorlogsvluchten maakte, dat zijn drie broers ook voor de bevrijding van Europa, wellicht Azië - een was bij de marine- gevochten hebben) kwamen zij te weten via hun moeder Marrah, met wie Bill na de oorlog trouwde.
De vlucht van 8 maart zou de laatste vlucht zijn die Bill – officieel William - Mineer als actief soldaat maakte, maar dat die op zo ’n manier in het drassige Friese land zou eindigen had hij vast niet verwacht. Na de oorlog kreeg hij werk in een zuivelfabriek in Cincinnati, een stad aan de rivier de Ohio die bij Cairo in de Mississippi stroomt, en werd daar kaasmaker. Zijn leven eindigde in 1999. Hij bereikte de leeftijd van 84 jaar.
Een tentoonstelling vorig jaar in Grou over het vliegtuig waarin Bill Mineer en zijn lotgenoten zaten is eigenlijk de oorzaak van het nu afgelegde bezoek, zo vertelde Alexander Tuinhout. Hij is, naast Douwe S. Drijver, een der drijvende krachten van en achter de Stichting Missing Airmen Memorial Foundation, Leeuwarden. Hij was er namelijk in geslaagd voor die tentoonstelling gegevens van de betrokken militairen van die crash –Stanley Stancziewicz, de andere onderduiker in It Heidenskip bleek op dat moment nog in leven en was toen circa 90 jaar - of hun familieleden te krijgen. Zo was het contact ontstaan met Maaike Bose-Mineer.
Toen mevrouw Bose, wier man in de Vietnamese oorlog heeft gevochten, afgelopen week voor haar werk naar Duitsland moest, besloot zij via de genoemde Stichting te proberen om er een kennismaking met Fryslân aan vast te knopen. Dat slaagde wonderwel. Vergezeld van de beide medewerkers van de Stichting bracht ze zondagmorgen onder grauwe luchten en vergezeld van striemende regenbuien eerst een bezoek aan de locatie waar het vliegtuig in de omgeving van Earnewâld naar beneden kwam.
Toen ging de reis naar het verleden richting Workum, waar aan de Fûgelikkers de familie De Vries, pake en beppesizzers van Freerk en Janke de Jong-Demmer, graag als gast fungeerde om in Workum het centrale adres te zijn. Leden van de familie Brandsma – mevrouw Sjoerdje Beuker-Brandsma had haar poesiealbum meegenomen - vervoegden zich daar eveneens. Het werd een warm en hartelijk welkom in een amicale, familiale sfeer, aldus een woordvoerder van de families en er werd eerst uitvoerig kennis gemaakt. Toen de emoties enigszins in goede banen waren geleid werden, zoals al in de aanhef geschreven, de beide onderduikadressen in it Heidenskip bezocht, nadat de tocht eerst naar ‘de Wijnberg’, het toenmalige opvanghuis op de Merk, en het verzetsmonument op Thomashof had geleid. Tot slot van deze enerverende dag kwam het zeer ontroerende moment waarop beide Maaike’s elkaar ontmoeten. Ook in het tehuis in Sneek waar mevrouw Maaike Kuipers-de Jong om gezondheidsredenen verblijft werd het een hartelijke en met veel ontroering gepaard gaande ontmoeting. Hier overhandigde de Fryske Maaike aan haar Amerikaanse naamgenote het ook al genoemde fotoboek met haar eigen beeltenis uit wat nu bijna vervlogen tijden zijn, prachtig op de cover. Die foto – en overigens het gehele boek - is bovendien een aandenken aan een Fryslân dat niet meer bestaat, maar dat een onuitwisbare indruk heeft achtergelaten in het leven van vele geallieerde militairen die hier noodgedwongen voor kortere of langere tijd moesten verblijven. In dit geval tevens een prachtige herinnering aan een bijna niet meer verwachte kennismaking.
Het genoemde fotoboek werd graag door Vincent Stumpel, van Het Boekhuis Workum, aan de Stichting en mevrouw Kuipers-de Jong ter beschikking gesteld. De directie van deze krant vereerde de dochter van een van die mannen die hun leven zonder veel vragen te stellen veil hadden voor onze vrijheid met een exemplaar van het door deze krant uitgegeven boek ‘OZO-koeken, Workum tijdens WO II’.
Zo kwam er een einde aan een bijzondere gebeurtenis, die in Workum en Amerika nog lang onderwerp van gesprek zal zijn, zoveel is duidelijk uit de reacties van de betrokken families te destilleren.