19 - 12 - 2020 - Op de weegschaal van de tijd
XIX Jan Pieter Dykstra
De Duitsers werden spottend betiteld als moffen. Ook de benaming 'poepen' was gangbaar en er zijn nog restanten van dat woord in onze taal blijven hangen. In het Frysk Wurdboek staat bij Poep o.a.: Duitser, Sakser, dier of product uit Duitsland, hannekemaaier (helpers uit Duitsland tijdens de (hooi)oogst, reizend Duits (laken)koopman, zoals de familie Sinkel, van wie een nazaat op het Groot zuiderkerkhof ligt begraven en natuurfik ook de Brenninkmeijers, Vroom en Dreesman, Lampe, e.a. Deze Duitsers gtngen als marskramers met mooie stoffen langs de deuren. In Fryslân werden ze fyndoekspoepen genoemd; elders ook wel lapkepoepen.
Het woord heeft over het algemeen geen positieve lading. Er zijn nogal wat zegswijzen waarin dat tot uitdrukking komt. Sa dronken as in poep; sliepe as in deade poep, ik kin tsjin in hongeríge poep wol fêstje (zich hebben overeten), op Janpoeps plak sitte (op de slechtste plaats zitten). Elk syn meuch sei de poep en hy iet figen mei moster. Ik woe wol dat ik this wie sei de poep, doe't er ophongen wurde soe. Dit is ien, sei de duvel en hy skopte in poep yn'e hel.
Poepdoos is een niet al te kieskeuríge aanduíding voor de WC. Als men zei van iemand dat hij 'fan poepe-aaíen útbret wie, betekende dat dat hij Duitser, Sakser, was van komaf. Als het regent dat 'it ‘poepeazet' dan stortregent het. Heeft iemand een 'poepehonger' dan heeft hij erge honger. Een poepehoas, is een grove wollen kous zoals die door de hannekemaaiers werd gedragen. In poepeklomp is een klomp met een stompe snuit. Heeft iemand een poepemage dan kan die persoon behoorlijk wat verdragen, vooral vette kost. Rookte men een lange kromme tabakspijp dan had men het over een poeperoer. De hannekemaaiers rustten tijdens de hooioogst in een poepetinte uit om in 'knipperke' te doen en sliepen bij de boer op de poepestàI, een daartoe met stro ingerichte,-schoongemaakte koestal. En zo zijn er nog wel meer 'nijsgjirrichheden' op te noemen. Terug naar het woord mof die men in Frankrijk aanduidt als 'Boche. Oorspronkelijk schijnt het woord uit Duitsland zelf te komen. Het werd al in de 16e eeuw door de Duitse bevolking gebruikte als 'muff '; dat was dan een knorrepot, mopperaar.
Kortom een ietwat onbeschaafde filistijn. In de eeuwen daarop kwam het woord terecht in kluchten, toneelspelen, met titels als 'Klucht van de Moff, of 'de dwalende Moff'. De voorstellingen waren erg populair en wakkerden het beeld aan van domme, onnozele Duitsers. Maar ook in Nederland was het woord wel in gebruik voor iemand uit Gelderland, Overijssel, in het algemeen voor een provinciaal. Bron: workumer krant FRISO
<< Terug
|