06 - 12 - 2020 - Us Heit en de echte winters....
Ineke Mulder-Grasman
Het is donderdagavond, 26 november j1., even na zes uur. Ik rijd in de auto, komende vanaf de Hearewei . Links van mij ligt Thomashof en links voor mij, aan de Aldedyk, de ijsbaan van IJsclub Workum. De lichten branden, nee er ligt nog geen ijs, er kan nu ook zonder ijs gesport worden op de ijsbaan en toch doet mij het licht op de baan denken aan vroeger.
Terug naar de tijd toen de winter nog een echte 'winter was met sneeuw en ijs. Mijn vader, Houke Grasman, was in die tijd bestuurslid van IJsclub Workum. Hij was naast baancommissaris ook de beheerder van de kantine. Als de tijd daar was, werd de ijsbaan onder water gezet. Een secuur werkje, want het was niet zomaar even de schuif open zetten. De richting van de wind en zo ook zijn kracht waren van grote invloed. Het gebeurde dan ook vaak dat heit Iaat in de avond nog even ging kijken. Hij vond dan zijn weg in de duisternis en deed dan wat nodig was. Zodra de eerste vorst zich aandiende was Grasman bij de ijsbaan te vinden en zodra het kon liep hij over de baan heen. Nee, hij ging zeer zeker niet over één nacht ijs, de baan moest vertrouwd zijn eer erop geschaatst mocht worden. Als dan het sein 'het is vertrouwd' werd gegeven ging de geluidswagen door Workum en werd er vermeld dat de baan 'open' was. Grasman zijn taak was nu in de kantine. Samen met zijn dochter, uw correspondente in dezen, en later met Atze de Groot waren er warme 'poeiermolke' en overheerlijke gevulde koeken van Bakkerij De Vries aan het Súd. Bij ons thuis stond de hal vol met kratten chocolademelk, geleverd door melkboer Eeltie Westra en alles stond dan in het teken van de ijsbaan. Niet alleen was de ijsbaan overdag geopend, maar ook 's avonds. Vaak ging rond zessen de telefoon bij ons thuis, met de vraag of de baan vanavond ook open was. "Natuurlijk," zei mijn vader die wist dat de mannen, onder wie Siebren Couperus en Jacob Heslinga, graag wilden rijden. En zo toog mijn vader weer naar de ijsbaan, hij vond dat geweldig.
Later, als Koning Winter zich sterk had gemaakt en het overal vertrouwd was, zette de ijsclub een tent op het ijs om daar vanuit de warme choco aan de man/vrouw te brengen. Het zal 1986 zijn geweest, de 11-merentocht werd verreden, veel schaatsers vroegen om thee. Wel, een doosje theezakjes was snel geregeld, maar hoe kwam je aan water? Nu, dat werd opgelost met sneeuw die ruim was gevallen en blijven liggen. De sneeuw werd vervolgens opgeschept (met de handen), in een ketel gedaan en op het vuur gezet. Zo werd er thee gezet. De thee 'smakke bêst!' Blijft er voor nu nog één vraag over, waar blijft die ouderwetse winter met ijs in de sloten en een dik pak sneeuw op straat?

Bron: workumer krant FRISO
<< Terug
|