Zorg om ontwikkelingen binnen Warkum
Wannear is de folgjende alvestêdetocht?, dat was de laatste vraag die woensdagavond 16 februari in de Klameare werd afgevuurd op Eelke Lok tijdens een informele bijeenkomst voor de begunstigers, want leden kent deze organisatievorm niet, van de warbere Stichting Promotie Workum. Waarschijnlijk had de presentator/inleider deze vraag eerder op zich afgevuurd gekregen want zoals ook in andere media dan kranten klonk als antwoord de optimistische profetie “Hy komt eltse dei tichterby”. Daarmee kwam er een einde aan de bijdrage van Lok, die door Promotie Workum was ingehuurd om zijn licht eens te laten schijnen over de mogelijk- en onmogelijkheden om Workum op te stoten in de zoals men dat zo fraai noemt vaart der volkeren.
In zijn tweedelige causerie - met in de pauze toepasselijke pianoklanken van Paul van Dijk (ook bekend van theatergroep Knûkel) - kwam Lok, nadat voorzitter Henk Visser van Promotie Workum met een kort welkomstwoord de avond had geopend, trouwens niet verder dan het bekende kofjetsjok.
Met name dan daar waar het ging om de duiding waarom Workum niet echt aansluiting kan krijgen met de kop van het peloton, waar het gaat om de binding met de toerist, die, ruwweg gezegd, Workum wel gezien heeft maar dan de blik derwaarts richt. Voor hij echter zocht naar antwoorden op dat probleem deed hij uit de doeken dat de elfstedentocht toch wel een der meest aantrekkelijke evenementen in Fryslân is en dat Workum als een van die lang geleden uitverkoren stadjes daar deel van uitmaakt. Grijp je kans om dat gegeven uit te buiten, want het is al weer 26 jaar geleden dat Workum via dat fenomeen eventjes landelijke bekendheid verkreeg bij de tocht van 1985. Voor het eerst na 22 jaar gonsde het bericht over de telexen en telefoons: It sil heve. Ir. Sipkema verwierf wereldbekendheid met deze allesomvattende gjalp die iedere schaatsliefhebber als muziek in de oren klonk. Vergeten was even de monstertocht van 1963, die spreker zich ook goed kon herinneren. Hij telde toen 13 jaren en weerstreefde op de bewuste 18e januari het gebod van de meester die verordonneerd had dat er geen vrijaf voor een dergelijk historisch evenement kon worden gegeven. Voor het eerst van zijn leven – misschien niet voor het laatst, maar daarover hulde hij zich in stilzwijgen – verstoutte de opslûpen jonge Eelke zich om te spijbelen. Want die gebeurtenis kon hij niet aan zich laten voorbijgaan. In 1985 was hij, al sinds zijn 16e in het verslaggeversvak actief, als journalist van Omrop Fryslân dicht bij het gebeuren betrokken. Ten tijde dat de finish van de wedstrijd plaatsvond was hij gedetacheerd bij de stempelpost Workum. Op het moment dat Evert van Benthem op de Bonkefeart de tocht naar zijn hand zette, viel er rondom de stempelpost (waar de radio natuurlijk de gehele dag luid aanstond) bij het talrijke publiek een stilte…
Zoveel impact, wellicht ontroering – na 22 jaar konden de liefhebbers eindelijk weer eens hun hart ophalen – had dit gebeuren. Ook in 1986 was hij van de partij, maar de herinneringen daaraan zijn lang niet zo memorabel. Het publiek was naar zijn idee minder op de prestatie gericht, de feestelijke kant ontaardde in een te veel aan genuttigde alcohol en de preamkeskowende Bacchus kreeg de boventoon op vele plaatsen langs de route.
Natuurlijk is de elfstedentocht emotie, ook geldt dat voor de wâldpyk die hij eigenlijk is en daarom vatte hij het plan op om die emotie in een vierdelige serie voor de Omrop gestalte te geven. Kennelijk had hij de intensiteit van zijn emoties dienaangaande onderschat want het werden dertien delen. Frappante herinneringen aan de productie? Jeen v.d. Berg, winnaar door de bjusterbaarlike finish in de Prinsentuin van de tocht van 1954, werd gevraagd naar de precieze toedracht van die enigszins chaotisch verlopen eindspurt. Hoewel Jeen geestelijk niet meer in topconditie verkeert wist hij een nauwkeurig verslag te reproduceren dat - heel verbazingverbazingwekkend – bijna tot op de seconde met het beeldverslag van die finish overeenstemde. Jan Uitham, twee in de hel van ’63, is een prachtig monument van sportiviteit als men hem over de ontberingen van die tocht hoort. Of die van 1947 waar Uitham ook van de partij was toen de toerrijders op verschillende plaatsen mochten starten, waarop een getal rijders verdwaalde op het IJsselmeer tussen Hylpen en Warkum en zodoende vele kilometers extra aflegde voordat ze dat in de gaten hadden. Boeiende verhalen verwoord in een documentaire die de grootsheid van Fryslân in een soms barre, weerbarstige winter schildert.
Aanhakend op dit filmische elfsteden-oeuvre (verkrijgbaar op DVD, aldus de handelsman die een wâldpyk misschien wel in de eerste plaats is) drong hij er bij de verzamelde ‘leden’ van Promotie Workum op aan om dat etiket veel meer uit te buiten. Hoe? Daarvoor had spreker echter geen pasklare oplossing of tips. Over het algemeen is Workum niet echt veel in ‘the picture’stelde hij. Bij de herindeling van 1984, Warkum verdween als zelfstandige gemeente, klonk er enig rumoer. Maar de opgestuwde golven werden redelijk snel met een paar forse druppels olie tot bedaren gebracht. Warkumers zijn enigszins bedaagd, was zijn stelling, komen niet echt in actie, nemen kennis van de oprispingen die de wereld soms voor hun in petto heeft en gaan vervolgens over tot de orde van de dag. Moeite, bespeur ik, aldus Lok, om de stad te profileren. Grijp je kansen toch in bijvoorbeeld samenwerking met Starum en Hynljippen. Speel in op de koopzondag die er onafwendbaar aankomt, of je nu wilt of niet. Ontloop de ‘zegeningen’ van de moderne tijd niet. Zorg dat het publiek hier komt en wat belangrijker is, dat het hier langer vertoeft. Vergeet niet dat een levendig stadsbeeld lokt. Toerisme is de melkkoe die de economische motor hier moet trekken, maar alleen het Jopie Huisman museum kan Warkum niet redden. Aldus ongeveer de tendens van zijn betoog. Van het ‘vragenuurtje’ werd minimaal gebruik gemaakt, waarschijnlijk ook omdat Lok geen aanknopingspunten gaf die daadwerkelijk konden worden beschouwd als mogelijke oplossingen voor de geschetste en zeker wel door de aanwezigen onderkende problemen.
En het zal toeval zijn, maar in de provinciale pers van 16 februari was te lezen dat volgens de Toeristisch Recreatieve Organisatie Zuidwest Fryslân het toeristenseizoen moet worden verlengd. Volgens dat rapport is de Toeristensector goed voor 11% van de werkgelegenheid. Bij de watersport gaat ook veel om, om met Multatuli te spreken, wel 85% van de landelijke jaaromzet, die circa 196 miljoen euro bedraagt. Dat kan volgens professor Mommaas van de Universiteit Tilburg beter. Ook provinciaal dus, om in het verlengde van de causerie van Lok te blijven, moet meer aandacht worden besteed aan de promotie van Fryslân als centrum van watersport en daaraan gelieerde takken van nautische bedrijvigheid. Volgens genoemd rapport, aldus de provinciale pers, is er voor het ontwikkelen van de toeristensector in het Fryske marregebiet dit jaar 80.000 euro nodig. De werkzaamheden in het kader van het Friese Merenproject moeten eveneens als een investering worden gezien in de pogingen om Fryslân nog beter bevaarbaar te maken. Dus bestaande bruggen werden vervangen door aquaducten of bruggen werden rigoreus verhoogd, waardoor de oudere fietser (ook de toerist) nog slechts amechtig hijgend, dan wel letterlijk stapvoets, de top kan bereiken. Maar daar ligt dan de bekende kniesoor op de loer, alhoewel…
Al die moeite van particulieren, ondernemers en overheden om hier meer (water)toeristen als potentiële inkomstenbron te kunnen verwelkomen roept associaties op met een opmerking van NRC-journalist Lindijer, kleinzoon van de ‘rode’ professor Banning.
In een zijner publicaties over Afrika merkt hij op dat een heel volk, de X-Sam, vroeger befaamd om de kwaliteiten om in extreme (woestijnachtige) omstandigheden het hoofd boven water te houden, nog slechts bestaansrecht schijnt te ontlenen aan het toerisme. Een vergelijking trekken met onze situatie gaat vooralsnog te ver maar toch zet een dergelijke opmerking aan tot overpeinzen. Is dat op termijn het voorland van onze regio, provincie, waar landbouw c.a. ooit de motor van het bestaan vormde die ondanks – of misschien dankzij - alle technische vooruitgang nog steeds de toekomst van het menselijk bestaan zeker moet stellen.

