11 - 11 - 2017 - Prachtige lezing van Gerrit Twijnstra in Gertrudis
Prachtige lezing van Gerrit Twijnstra in Gertrudis
Luthersen telden in Workum echt mee

Links de kerk
Albert Schootstra
Een wel heel interessante lezing – met beelden op de beamer – was er vorige week dinsdagavond in de Gertrudis in Workum. Ter afsluiting van het gedenkjaar ‘500 jaar Reformatie’ hield amateurhistoricus Gerrit Twijnstra een verhaal over Lutheranen in Workum en kwam pastor Hieke Plantinga-Folkertsma met een aantal zeer boeiende feiten en feitjes over Luther en de Reformatie – door haarzelf ‘snypsnaren’ (kleinigheden van allerlei soort) genoemd. Bij de koffie in de pauze was er overheerlijke appeltaart en dat was niet toevallig. Luther zou immers gezegd hebben: “Als ik wist dat morgen de wereld ten onder ging, dan zou ik vandaag nog een appelboompje planten.” De eerste schriftelijke vermelding van deze uitspraak is overigens pas in 1944 gevonden en pastor Hieke Plantinga liet ook niet na dat te vermelden.
Het was heel passend dat de Protestantse Gemeente te Workum het herdenkingsjaar op deze manier afsloot – het was vorige week dinsdag Hervormingsdag en het was op de kop af 500 jaar geleden dat Luther zijn 95 stellingen op de deur van de slotkapel in Wittenberg zou hebben geslagen. Een verhaal waarachter ook een fors vraagteken kan worden geplaatst, aldus Gerrit Twijnstra. De meeste mensen konden toen nog niet lezen en bovendien waren de stellingen in het Latijn geschreven en dat was een taal die nog minder mensen beheersten. Over lezen gesproken. Hieke Plantinga wees er op dat we “zonder de uitvinding van de boekdrukkunst Luther waarschijnlijk niet zouden hebben gekend.” De verspreiding van die boekdrukkunst liep ongeveer gelijk op met de Reformatie. Deze betekende overigens, zo vertelde Hieke Plantinga, ook een muzikale reformatie.
Maar nu naar de stad Workum. Gerrit Twijnstra schetste uitgebreid de situatie tijdens de Reformatie en de jaren daarna. Het is bekend: de reden voor deze enorme beweging lag eigenlijk in de aflaathandel. Als je maar goed betaalde gaf de priester je wel vergeving voor je zonden en rinkelde de kassa voor bijvoorbeeld de bouw van kathedralen. Terwijl Luther – en zijn voorgangers, want die waren er in de persoon van bijvoorbeeld Johannes Hus uit Tsjechië ook – naar voren brachten dat er maar bij Eén vergeving te vinden is. In Workum was de tijd van de Reformatie en daarna ook roerig. Schieringers en Vetkopers bevochten elkaar en de Geldersen bemoeiden zich er ook nog mee. De mensen die de leer van de wat latere reformator Calvijn volgden werden Gereformeerden genoemd. Later vormden deze Gereformeerden de Nederlands Hervormde Kerk. Maar hoe dat zij, tussen 1600 en 1900 kwamen veel mensen uit Westfalen en het ook Duitse Lingen naar onze con-
treien. Er waren veel handelaren bij, maar ook ‘mieren’ of ‘poepen’ – mensen die hier tijdens de ‘ûngetiid’ de kost verdienden met het maaien voor de boeren. Bij die handelaren waren mensen die met hun koopwaar lang de deuren gingen en die inmiddels hun zaken een begrip hebben zien worden, zoals de Brenninkmeijers. Tussen 1815 en 1840 vestigden zich 140.000 mensen uit Duitsland, ook wel de ‘lapkepoepen’ genoemd, in ons land en ook de stad Workum profiteerde hiervan. Onder andere de familie Kemker vestigde zich hier, zo vertelde Gerrit Twijnstra. Deze mensen uit Duitsland waren meeste Luthers en zodoende kwamen de Luthersen ook naar Workum.
Twijnstra vertelde dat er in 1715 al Luthersen in Workum waren. In januari van dat jaar had dominee Johannes Brechlauw voor de Luthersen in Workum gepreekt. Op de terugreis naar zijn woon- en standplaats Harlingen zakte hij door het ijs (alle vervoer ging toen door of over het water) en kwam hij jammerlijk om het leven. Het lidmatenboek van de Luthersen of Lutheranen in Workum begint in 1740. Tussen twee haakjes: deze groepering (de Luthersen dus) is in 2004 met de Hervormden en de Gereformeerden (de Gereformeerde Kerken in Nederland van 1892) opgegaan in de PKN, zij het met een soort aparte status. Tussen 1796 en 1801 waren er in Workum 33 Luthersen, 1 % van de bevolking. In 1820 was na de Franse tijd de economie ingestort en telde onze stad nog slechts 5 Lutheranen – een duidelijk bewijs dat deze groep mensen sterk met de handel verbonden was. Want in 1841, de economie was er inmiddels weer bovenop, woonden hier weer 31 Luthersen. Er is in deze tijd sprake van dat de Luthersen in woningen bij elkaar kwamen. Bijvoorbeeld in een huis aan de Snakkerburren waar ook het avondmaal werd gevierd. In 1840 mochten ze één keer in de maand bijeenkomen in de Vermaning, de Doopsgezinde kerk. In 1841 werden ‘onze’ Luthersen een filiaalgemeente van Harlingen en werd er een gebouw aangekocht. Op 1 februari 1842 werd deze kerk, op de plaats aan het Noard waar nu het restaurant van het Jopie Huisman Museum is, ingewijd. De kerk was bestemd voor Lutheranen uit de hele Súdwesthoeke. Toen in 1864 de economie was ingestort vertrokken de Lutheranen weer en had hun gemeente nog maar 2 leden. Enfin, de kerk werd later een christelijke school.
Er kwam dinsdagavond dankzij het nijvere speurwerk van Gerrit Twijnstra zoveel aan de orde, dat het in feite onmogelijk is het in een krantenstuk te vatten. Daarom nog twee dingen. De Luthersen, zo kwam naar voren in de ‘snypsnaren’ door Hieke Plantinga-Folkertsma, kennen maar één ambt: het ambt van het Woord. Er zijn wel ouderlingen en diakenen, maar die zijn geen ambtsdragers en komen dus ook niet in een lange rij met de dominee de kerk en het liturgisch centrum binnen. Verder is het opvallend dat de Luthersen dus in Workum in het gebouw van de Doopsgezinden konden kerken en later de Dolerenden van 1886 bij de Afgescheidenen van 1834, in Workum 1836. In Workum hebben de verschillende kerkstromingen dus altijd goed met elkaar kunnen opschieten en dat bleek opnieuw in 2004 bij de vereniging tot PKN. Prachtig om dat te mogen constateren. En wat was het een schitterende lezing van Gerrit Twijnstra!
Bron: workumer krant FRISO
<< Terug
|