Paul van Dijk werkt gestaag aan kinderboekenoeuvre
De Kening fan Juster, dat is de ietwat intrigerende titel van het onlangs, namelijk 30 november, bij de Afûk, Ljouwert, verschenen berneboek van de jonge Workumer schrijver Paul van Dijk (1981). In tegenstelling tot
wat de meeste lezers zullen denken bij het lezen van die titel, als ze tenminste de Friese taal – myn memmetael, aldus Paul - beheersen, is de koning bepaald niet van juster = gisteren, dat is immers een suggestie die voor de hand ligt. De schrijver/illustrator, eveneens zeer verdienstelijk muzikant, poppenspeler, componist, zet ons op het verkeerde been, want menigeen zal het ontgaan dat het woord juster (= gisteren) met een hoofdletter is geschreven. Juster is namelijk de naam van het land waar het verhaal, het boek, bedoeld voor kinderen van groep zeven, acht van de basisschool, gesitueerd dient te worden. Hoewel een fictief land, bestaat er wel degelijk een kaart van, al was het maar om de lijn in het verhaal vast te kunnen houden. De schrijver borduurt al schrijvende steeds verder aan die schetskaart, want verschillende lagen, verhaallijnen, zouden immers bij een minder minutieus visueel geheugensteuntje qua situatie met elkaar in tegenspraak kunnen zijn. Het is, aldus de in het dagelijks leven als leraar Engels in Balk werkende auteur, trouwens wel zo, dat ik een boek begin in de breedte, waar dus nog van alles mogelijk is. Er is dan tijd om personen en dergelijke te introduceren. Gaandeweg wordt er echter steeds meer nadruk gelegd op de hoofdpersoon, of personen, om wie het verhaal gecomponeerd dient te worden. Maar op een gegeven moment ervaar ik soms dat het verhaal met mij op de loop gaat. Een geluid dat veel auteurs laten horen. Dingen gebeuren, ontplooien zich dan bijna met een soort van automatisme, waar de schrijver dan een soort van willoos slachtoffer wordt van zijn eigen fantasie. Als dat moment zich voordoet, laat hij zich trouwens niet beteugelen door zijn oorspronkelijke gedachten en accepteert het als een gegeven waar hij juist zijn voordeel mee kan doen. En met de voortgang van het scheppingsproces vernauwt zich ook het estuarium waarin het verhaal begint. Het stroomt als water dat in een trechter wordt gegoten naar het immer dunner wordende uiteinde van de tuit. Een pyramide in omgekeerde vorm, mag je het ook noemen. Sfeertekening is belangrijk, maar verwacht niet ellenlange natuurbeschrijvingen, want het verhaal moet wel voldoen aan de eisen die de jeugd, de doelgroep van het boek, stelt. Het moet affiniteit hebben met de cultuur van die moderne, supersnelle communicatiemiddelen. Om die wereld begrijpelijk gestalte te geven is het een voordeel dat hij als leraar praktische ervaring opdoet in zijn dagelijkse werk.
In grote lijnen is het verhaal een ‘keningsdrama yn it lyts’ met als thema, dat er in verscholen zit, de strijd tussen goed en kwaad, zoals bij vele koningsdrama’s in de literatuur. De troonopvolging van het land Juster is door de oude koning geregeld. Een moeilijke kwestie als je twee zonen hebt. Zoiets lijdt onontkoombaar tot moeilijkheden en akelige toestanden, want de verliezer is verre van sportief, een gegeven dat universeel aanwezig is in sprookjes, sagen, fabels en aanverwante literatuur. Hoewel het boek heel in de verte wel iets van een sprookjessfeer bezit, is het realiteitsgehalte van het verhaal vele malen groter. Kent een sprookje vaak dieren die kunnen praten, in ‘Kening fan Juster’ komt slechts een sprekende raaf voor.
“Deze vogel, voor wie ik zelf eigenlijk afkeer voel, in ûnsympathyk figuer - want op de een of andere manier bezorgen vogels in het algemeen mij dat gevoel, bekent de schrijver met een lach, dat wel - heb ik nodig gehad als ‘boadskipbringer, in soarte fan postrinder’.”
Een raaf als boodschapper, dat riekt enigszins naar de Noordse mythologie, waar een soort van tweeling van deze vogels, Hugin en Munin, die taak uitvoert voor de god Odin; misschien zou men ze ook kunnen benoemen als een duo ‘rabbelskûtels’.
Niet direct, is het antwoord, maar de duistere kanten van die wereld prikkelen wel de verbeeldingskracht. Trouwens er komt een trol, een in noordelijke streken vaker in verhalen voorkomend wezen, in voor. Dus die associatie is nog zo gek niet, eigenlijk.
En schrijvers hebben zich vaak laten leiden door de (mythologische) verhalen uit verschillende culturen: natuurlijk de Bijbel, maar evenzeer de Edda, Homerus’ Trojaanse Oorlog en de zwerftochten van Odysseus, de Mahabharata uit India, de Veda, het epos van Gilgamesj, etcetera.
Misschien heeft mijn favoriete auteur Edgar Allen Poe, onbewust, sporen nagelaten, of mogelijk Arthur Conan Doyle, de schepper van Sherlock Holmes, de detective die - met hulp van Watson - in mistige van onheil doortrokken landschappen de mysteries te lijf gaat die ontrafeld moeten worden. Trouwens, ‘The Hound of the Baskervilles’ een avontuur van deze licht excentrieke speurneus is vertaald in het Fries door Inne de Jong. Het werd destijds uitgegeven bij Osinga, Bolsward, door de KFFB.
Of er iets autobiografisch in te herkennen valt voor Workumers? Paul van Dijk is immers ‘hikke en tein yn Woarkum’. Syn heit Stoffel (troud mei Aaltje Brekeveld) is ien fan Anne en Trijnie van Dijk-Dijkstra.
Autobiografisch? Hijzelf twijfelt daar sterk aan. Eigenlijk is het antwoord, na enige aarzeling, ontkennend.
Zoals gezegd is het een gevecht tussen goed en kwaad, belichaamd in twee koningszonen, die gaandeweg het verhaal verbonden raken met twee meisjes. Renske, een van die meiden, die dus opnieuw in een hoofdrol verschijnt (zie verder op), raakt via haar pake, die in een bos woont, waar de bomen onheilspellend kunnen ruisen, kraken en zuchten, in die ruzie betrokken, ongewild. En komt met die sfeertekening Marten Toonder, Jean Dulieu, niet om de hoek kijken?
Renske heeft daar een toevlucht gezocht om even de dagelijkse problemen te kunnen relativeren: de echtscheiding van haar ouders, waardoor ze als ‘in heinderbal tusken dy beide hinn’ en wer keatst wurdt’. Dat heeft weer met de ingevlochten realiteit van doen. En zie daar, de ‘onterfde’ zoon komt juist op het tijdstip dat pake, die de oude koning blijkt te zijn en even een boodschap moest doen, verhaal halen bij zijn vader.
Heeft die pake, die heel eigentijds in een 45-km wagentje door het leven toert, misschien trekjes van pake Anne en pake Sjoerd? Misschien wel, heel subtiel en dan zeker niet direct herkenbaar. Hij fungeert als vertrouwenspersoon, een soort beschermer ook.
Dat hij in het Fries geschreven heeft, is onvermijdelijk. ‘Dat is myn memmetael, dy haw ik altiid om my hinne heard. It sit yn myn hert en it sit hiel djip. Moat ik myn émoasjes úterje, dan komt automatysk it Frysk boppe driuwen. Dat soe ik net oars kinne’. En een boek schrijven, niet in de vaktechnische of historische sfeer, mar mear as in soarte fan fordivedaesje, is natuurlijk emotie. En dus …
Waar hij zich wel over verwondert, is het feit dat er veel leeftijdgenoten zijn, die ‘forkeard om Frysk prate’, zelfs bij de Omrop. Maar misschien moeten wij dat accepteren en is dat de tijdgeest die een levende taal in beweging blijft houden.
Hij streeft naar lenig en verantwoord taalgebruik, maar schuwt zo nu en dan niet een redelijk in onbruik geraakt woord te bezigen, bijvoorbeeld ‘núnderjen’. Dan is de zin waarin dit voorkomt wel zo geconstrueerd dat de lezertjes zonder veel moeite de betekenis begrijpen. Aan de andere kant is hij zich bewust van de veranderingen in een taal, waar de globalisering – het bombardement van het Engels op alle talen - natuurlijk aan bijdraagt. Dus een compromis tussen correct en gangbaar komt voor en, het moet gezegd, daar is de uitgever – de corrector – niet doof voor gebleken. Wel in goed overleg. Met name Ernst Bruinsma van de Afûk, heeft in voorkomende gevallen best naar mijn argumenten willen luisteren om dan mijn keuze te accepteren. En ik moet bekennen, dat ik soms een voorliefde heb voor woorden die niet veel meer voorkomen, zoals ‘harkje’, in plaats van ‘lústerje’.
Evenals in zijn eerste boek, Renske wol stoer wêze zijn de fraaie illustraties van de hand van de schrijver. Pas als het manuscript klaar is gaat hij bewust op zoek naar scènes die in een illustratie kunnen worden toegelicht, omgezet. Nauwkeurigheid is daarbij een vereiste, want het een moet ‘stroken’ met het ander. Die tekeningen worden meestal in aquarelvorm geschilderd. Voor de documentatie ervan komt het voor dat een foto van een voorwerp, een huis, een gebouw, wordt gemaakt en vervolgens op de ateliertafel met de tekenstift wordt ‘bewerkt’. Zelfs de paginanummering is naar zijn ontwerp aangebracht. Tijdens de ‘productie’ van het verhaal is Lydia, zijn vrouw, een gewaardeerd criticaster. Als er een hoofdstuk gereed is, is zij de eerste die het ter goedkeuring krijgt voorgelegd. Met pretoogjes bekent zij, dat zij dan op de ‘ooghoogte’ van de doelgroep het manuscript doorleest. Ze kan zich redelijk goed in de gedachtewereld van die kinderen verplaatsen en dat wordt volledig door de auteur beaamd. Haar opmerkingen neemt hij zich zeker ter harte. Daarnaast is er nog wel een enkele getrouwe die er commentaar op mag leveren. En natuurlijk heeft de uitgever een vinger in de pap, die met adviezen en suggesties aan het eindresultaat bijdraagt.
Tot slot voor de lezer een verklaring van de door de media, onder wie Omrop Fryslân – in de K-rûte – op hem geplakte kwalificatie multitalent. Naast schrijven en tekenen is hij actief in de muziek. Eerst bij ‘Skarl’ en ‘de Beugelband’ nu als toetsenist van de band ‘Yldau’, die dit jaar de Liet-competitie won en daarom afgelopen maand in Spanje een gooi naar de titel van Liet-international – een songfestival voor minderheidstalen - mocht doen. Dat werd geen podiumplaats, maar eervol in de middenmoot eindigen leverde in ieder geval een prachtige ervaring op.
In combinatie met theater en schrijven voor kinderen is het niet vreemd dat de Poppentheatergroep ‘Knûkel’ werd opgericht. Hij liet daarvoor zelfs speciaal Muppetachtige poppen maken in Amerika, die ook in filmpjes bij enkele Pauperproducties vielen te ontwaren. Met een productie van ‘Knûkel’ werd zelfs het podium van de Harmonie in Leeuwarden bereikt.
Ondanks die ‘veelkoppigheid’ bestaat er een voorkeur voor het schrijven en illustreren. De ‘Kening fan Juster’ is er, een voldaan gevoel, maar betekent niet dat er op de lauweren wordt gerust. Onderhuids broeien al weer ideeën, verhalen, zoveel is duidelijk bij het afscheid.
Wie nog voor (klein)kinderen een cadeau voor onder de kerstboom zoekt, spoede zich zaterdag 22 december naar Het Boekhuis, op het Noard in Workum. Daar signeert op verzoek deze talentvolle Workumer elk aangekocht exemplaar van ‘de Kening fan Juster’. Die sessie begint om 15.00 uur.
Bron: Workumer krant Friso
(jpd)