03 - 04 - 2012 - Fisk & Frij, literair getinte opening
Jopie Huisman Museum timmert met nieuwe wisselexpositie aan de weg
Jan Pieter Dykstra
Elts mei graachris fiskje, ’t is ek sok aardich wurk… Voor het slot van de opening van de nieuwste wisselexpositie AD 2012 in het Jopie Huisman Museum, had Bert Looper, de directeur van Tresoar, de tijd even stil gezet – biferzen yn de jierren fjirtich, fyftich fan de 20e ieu.
Hij deed dat in een interessant retrospectief van de Fryske identiteit, zonder evenwel chauvinistisch te worden. Zijn opening sloot hij af met een versje – en de oproep ‘Kun je nog zingen, zing dan mee!’- waarvan het refrein begint met de aan het begin geciteerde regel. Die is afkomstig uit de nog altijd beroemde - en door vooral de ‘âlderein’ - hoog gewaardeerde revue ‘de Tiid hâldt gjin skoft’ van Tetman en Jarich. Volle zalen en vooral ook tenten op dorpsfeesten trok het gezelschap destijds met deze opvoering. Zaterdagmiddag zette Looper de tijd toch een kwartiertje stil met zijn causerie over ‘Fisk en Frij’, de titel van die expositie en dat is zo heeft de lezer al begrepen een variant op het gezegde Frysk en Frij. In de loop van de geschiedenis werd het één trouwens synoniem voor het ander.
Zelfs Karel de Grote (768-814) verscheen in Loopers inleiding uit de coulissen van de geschiedenis. Hij immers wordt beschouwd als degene die de Friezen hun eigen vrijheid garandeerde. En zo tot 1500 ongeveer wisten de Friezen even koppig als moedig indringers van hun grondgebied te weren. Of, indien er ergens in ‘it bêste lân fan ierde’ een zwakke plek was ontstaan waardoor de belagers toch voet op dat ‘bêste lân’ hadden gezet, werden ze met vereende krachten eruit gebonjourd. De eigen vrijheid werd gekoesterd, totdat Albrecht van Saksen aan het eind van de 15e eeuw hier de lakens ging uitdelen. Het was gebeurd met de politieke en staatkundige vrijheid die sindsdien als een droom boven ‘it Fryske gea’ bleef zweven. Maar nog altijd is een Fries een liefhebber van vrijheid, tot uiting komend in een diep ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel, dat deel is gaan uitmaken van de volkscultuur, evenals het vissen dat is (geweest). Dat verklaart ook wellicht de idylle - die lang in stand bleef - waarin Fryslân een geromantiseerd karakter kreeg aangemeten als een land van agrarische genoeglijkheid (hoe genoeglijk glijdt het leven des gerusten landmans heen ..), waar het leven gezond is. Maar in dat landschap wonen mensen die zich al eeuwen lang staande hebben weten te houden tegen de aanslagen die op hun gebied en hun bestaan werden gepleegd.
Toen de zwarte dood als een sluipmoordenaar vanuit het verre oosten, Azië, via de poorten van de Levant, Europa binnendrong en voor miljoenen slachtoffers zorgde (zelfs onze grote literator Gysbert Japicks bezweek aan deze ‘aaklike krupsje’) bleek dat in ons gewest in verhouding minder slachtoffers vielen.Een van de factoren die daarvoor wellicht verantwoordelijk kan worden gehouden, vermoedde Looper, was de consumptie van vis. Hier werd nogal wat vis verorberd - en ook verhandeld. De tolregisters van de Sont vormen daarvan een mooi bewijs, want van de doorvaarten - met bijvoorbeeld haring in de ruimen - is verreweg het grootste percentage op het conto te schrijven van Friezen, en daaronder vele Workumers. Beroemd zijn nog altijd de verhalen over de palinghandel, aldus de spreker, op Engeland. Heeg, Gaastmeer en Workum hadden bijkans het monopolie in handen en wisten eigen ligplaatsen aan de Theems (nabij Billingsgate) te regelen. Vis was dus naast volksvoedsel een economisch belangrijk artikel. Nadat de Zuiderzee in IJsselmeer was veranderd verdween een groot gedeelte van de beroepsvisserij. Maar als volkscultuur - even een hengeltje uitgooien - beleefde het vissen tot in de jaren zestig een grote bloei. Wanneer het hengelseizoen begon, zag men op de cruciale avond direct na 00,00 uur de liefhebbers gepakt en gezakt afreizen naar hun ‘stekkies’; of ze zaten er al in afwachting van de twaalf klokslagen. Geen wonder dat deze volkscultuur weerslag vond in de kunst, de schilderkunst en de literatuur. Picturaal komen vooral in stillevens taferelen voor met vissen, exotische soms ook. Kijk in de Historia Naturalis Brasiliae door Willem Piso en Johan de Laet, ook op deze Fisk en Frij te zien en de andere in de vitrines getoonde kostbare boekwerken en platen (uit Fauna Japonica van P.F. von Siebold en anderen), allemaal uit de ‘gielguorde’ van Tresoar. In die schilderijen zit misschien ook een verwijzing naar de Vanitas, die de mens nogal eens in verdwazing brengt. In de huidige literatuur zijn schrijvers die een lichte obsessie hebben voor het veldwerk aan de waterkant of vanuit een zacht op de golven drijvend bootje proberen de waterbewoners te strikken en daar verslag van doen. Natuurlijk mag men het avontuurlijke stropen, het peuren bij nacht en ontij om de koddebeiers te ontlopen, niet veronachtzamen. Daarin komt toch ook iets van die teloorgegane ‘Fryske frijheid’ bovendrijven. Rink van der Velde is een goed voorbeeld van zo ’n literator. Hij spendeerde veel tijd aan het verschalken van een maaltje vis, onder meer bij zijn arkje op de Veenhoop. Fedde Schurer beschreef in een gedicht de genoegens van het vissen, samen met zijn vader er op uit. Jelle Kaspersma, die in zijn jongensjaren de tijd doodde in Workum verwoordde in een haiku – een zeventien lettergrepen tellend vers in drie regels – zijn afschuw van het verlies van de Zuiderzeecultuur. En dan is er nog het humoristische vers, waarmee Looper zo ongeveer het anker in de bodem van dit literatuuroverzichtje liet zakken. Een argeloze visser ziet dankzij de terreur van het watertoerisme zijn visdag verpest, als het grote geld ongenaakbaar naar zijn dobbertje is opgestoomd om precies dààr ligplaats te kiezen. En tot overmaat van ramp maakt een nogal uit de kluiten gewassen bleekgezichte aanstalten om vanaf dat gevaarte in een aan alle kanten uitpuilend badkostuum op zijn ‘stekkie’ het ruime sop te kiezen... En daar is geen woord visserslatijn bij.
Dat vormde de opmaat voor Bert Looper om samen met Pepy Huisman deze wisselexpositie 2012 te openen door een fuik te lichten. Dat gebaar maakte de weg vrij voor het aanwezige publiek om werken van Tames Oud, Floris Jespers, Evert de Graaf, Gerrit de Jong, Jan Mankes, Ids Wiersma, natuurlijk Jopie, en anderen in ogenschouw te nemen. Zeer de moeite waard. Bovendien kan de bezoeker een heus kijkje nemen in een gewone Friese sloot. Er staat namelijk als een soort hommage aan onze eigen Jopie - en het is een blikvanger - een redelijk reusachtig aquarium opgesteld. De Holle Mar in vestzakformaat die Jopie in stille bewondering urenlang aan zijn stoel zou hebben gekluisterd om de snotterpoasken, (stikel)bearskes, ensafh. te observeren, tekenen.
Bron: Workumer Krant Friso
klik op foto voor foto's van Henk
Met het verwijderen van een fuik, door Pepy Huisman, wordt de nieeuwe tentoonstelling in de "logeerkamer van Jopie" geopend.
<< Terug
|